Actueel Sprankelende Nozze in Rotterdam
© Aart van der Wal, oktober 2015
|
Mozart: Le nozze di Figaro Martijn Sanders (Figaro) - Henk Neven (graaf van Almaviva) - Kelebogile Bosong (gravin van Almaviva) - Ilse Eerens (Susanna) - Rosanne van Sandwijk (Cherubino) - Roberta Alexander (Marcelina) - Hubert Claessens (Bartolo en Antonio) - Fabio Trümpy (Don Basilio en Don Curzio) - Amaryllis Dieltiens (Barbarina) Gehoord en gezien: de Doelen, 5 oktober 2015 Mozarts Le Nozze di Figaro (de bruiloft van Figaro) mag een schoolvoorbeeld heten van de opera buffa zoals die oorspronkelijk in Napels ontstond, zijn weg vervolgde naar Rome en Venetië, en een waar contrast vormde met de opera seria, het meer serieuze werk. In het prille begin vervulde de opera buffa niet meer dan een korte, komische rol als intermezzo in de opera seria, maar later krijgt het fenomeen zijn volwassen vorm en groeide het uit als een zelfstandige operastijl. Het genre sloeg aan, zozeer zelfs dat rond 1750 (om de gedachte te bepalen: in dat jaar overleed Johann Sebastian Bach in het strenge Leipzig) de opera buffa een centrale plaats innam in het Europese operarepertoire. Mozart schreef zijn Le nozze di Figaro tussen oktober 1785 en april 1786 op een libretto van Lorenzo da Ponte. De première vond plaats in Wenen op 1 mei 1786. Als uitgangspunt voor het libretto gold de komedie Le mariage de Figaro uit 1778 van de Franse schrijver, uitgever, wapenhandelaar(!) Pierre-Augustin Caron de Beaumarchais, tevens bekend aanhanger van het koningschap. De stoutmoedige, in zekere zin opruiende tekst van Figaro viel danig verkeerd bij de autoriteiten: Figaro werd zelfs als een gevaar voor het autoritaire establishment beschouwd en al snel verboden. Ook de auteur werd het vuur na aan de schenen gelegd en zelfs kort gevangen gezet, maar Beaumarchais mocht het toch meemaken dat zijn toneelstuk uiteindelijk de planken haalde en al spoedig alom in de smaak viel, met de Franse Revolutie bij wijze van spreken al glurend om de hoek van de deur. In het niet minder autoritaire en aan forse censuur onderworpen Wenen was het blijspel in eerste aanleg eveneens in verkeerde aarde gevallen, maar toch besloot Mozart - in die tijd tamelijk onverschrokken - het toneelwerk als fundament voor zijn Le nozze te nemen, waarmee Mozart prompt een parel creëerde in het opera buffa genre, zoals Rossini dit in 1816 zou doen met zijn Il barbiere di Siviglia en Verdi in 1893 met zijn Falstaff. Het enig juiste vertrekpunt voor een succesvolle Le nozze begint bij een aanstekelijke productie die zowel Mozarts als Da Pontes intenties recht doet. Sprankelende humor is daarbij een onmisbaar ingrediënt, zonder dat die ontaardt in het soort boertige klucht dat in menige opera buffa nogal eens domineert. Fijnzinnigheid en een niet minder fijnbesnaard gevoel voor het intrigespel, gepaard gaande met de onvermijdelijke verwarring en dubbele bodems behoren tot de wezenskenmerken van de opera buffa stijl. Ik haal een passage aan van Da Ponte, zoals afgedrukt in het voorwoord van het libretto:
Op maandagavond 5 oktober was op het podium van de grote zaal van de Rotterdamse Doelen een jonge generatie zangers aan het woord voor wie zingen en acteren een verbazingwekkend geheel vormden, onafscheidelijk van elkaar waren. Er werd evengoed gezongen als geacteerd, met een vanzelfsprekendheid die diepe indruk maakte. Ilse Eerens ontpopte zich als een wispelturige maar vocaal stralende Susanna, Henk Neven was met zijn imposante bariton zowel een statige als erotisch geladen graaf van Almaviva, de Zuid-Afrikaanse Kelebogile Besong de onder alle omstandigheden waardig blijvende gravin en grande dame ((haar 'Dove sono i bei momenti' in de derde akte pakte uit als een juweeltje van zangkunst en zegginskracht), een glanzende Roberta Alexander die volkomen overtuigde in haar rol van de oudere gouvernante Marcelina en de protagonist in dit gezelschap van pure natuurtalenten, Martijn Sanders als de sluwe Figaro, niet voor een gat te vangen, die zich als een ware kameleon door de vier aktes bewoog en vrijwel iedereen op het podium in opperste verwarring wist te brengen. En dan te bedenken dat hij echt op het laatste moment inviel voor de plotseling ziek geworden André Morsch. Slechts eenmaal had hij een opfrisser nodig en moest hij - bijna en passant - de partituur op de lessenaar van Kenneth Montgomery raadplegen. Dan was er Rosanne van Sandwijk die de schalkse page Cherubino met de nodige levensechtheid omringde, en in het da capo van haar 'Voi che sapete' blijk gaf van haar fijnzinnig oor voor ornamentatie. Maar ook de overige rollen waren formidabel bezet, met Hubert Claessens als zowel de flegmatieke dokter Bartolo als de nogal onnozele tuinman Antonio, Fabio Trümpy als de ietwat naïeve muziekleraar Don Basilio en waardige rechter Don Curzio (dubbelrollen die zij beiden overigens moeiteloos vervulden) en last maar zeker not least Amaryllis Dieltiens als Barbarina. Een kleine delegatie van Cappella. Amsterdam leverde een transparante en kristalheldere bijdrage (waarom werden de twaalf koorzangers na afloop niet op het podium geroepen en eveneens in de bloemen gezet?). Er is met Die Entführung aus dem Serail, Così fan tutte en nu dan Le nozze di Figaro een nieuwe traditie gevestigd. Over twee jaar volgt - als alles tenminste op zijn plaats valt - La clemenza di Tito. Dat daarbij het idee van de halfscenische (semi-concertante) opzet wordt gevolgd blijkt in de praktijk uitstekend te werken. Met slechts een bescheiden aantal rekwisieten (een paar bloempotten en stoelen, raam, deur, tafelblad) maar wel in fraaie kostuums (van Aziz Bekkakoui) die het tijdsbeeld perfect weerspiegelden en met een lichaamstaal die door zijn natuurlijkheid direct overtuigde, werd op het scherpst van de snede naar de onstuimige coup de théâtre toegewerkt. Dit is regie zoals regie (Jeroen Lopez Cardozo) moet zijn: spaarzaam maar effectief. Ook Lida Bartolomeo heeft als taalcoach het nodige aan het succes van deze voorstelling bijgedragen, terwijl de boventiteling bij Jurjen Stekelenburg in uitstekende handen was. En het orkest? Na de dood van oprichter Frans Brüggen leken de vooruitzichten somber stemmend, maar gezegd moet worden dat artistiek Sieuwert Verster er wonderwel in is geslaagd het ensemble zowel bij elkaar te houden als een nieuwe marsroute mee te geven die in al zijn geledingen overtuigt. Kenneth Montgomery hield de touwtjes niet alleen strak in handen, maar had ook een scherp oog en oor voor de vocalistiek. Hij leed het orkest als het ware meeademen met de zangers, wat ondanks de bijna voortdurende hectiek voor muzikale rust en orde zorgde. Voor de donkere tuinscène in de laatste akte waren - als tegenlicht - in het orkest groene lichtjes ontstoken, een goed bedacht sfeerbeeld, al leidde het enigszins af. Maar het belangrijkste is toch wel dat Montgomery en het orkest erin slaagden om met glans een traditie voort te zetten die Frans Brüggen noodgedwongen moest opgeven. Eerlijk gezegd had ik dit niet verwacht, na een mijns inziens minder geslaagde Jupiter in het In Memoriam-concert in oktober 2014 (klik hier). Kort samengevat waren we getuige van sprankelende en energiek voorstelling met veel vaart die na afloop in de goed gevulde grote Doelen-zaal een storm van enthousiasme losmaakte. index |