|
|
|
Janine Jansen |
Dmitri Sjostakovitsj: Pianotrio nr. 1 in c, op. 8 (1923)
Mieczyslaw Weinberg: Pianotrio op. 24 (1945)
Johannes Brahms: Pianotrio nr. 1 in B, op. 8 (1854/1889)
Itamar Golan (piano), Janine Jansen (viool), Torleif Thedéen (cello)
Gehoord:
De Doelen, Jurriaanse Zaal, Rotterdam,
dinsdag 29 oktober 2013
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) schreef twee pianotrio’s: het van een gepassioneerde liefde getuigende eendelige trio in c-klein, op. 8 en het in de barre oorlogsdagen van 1944 geschreven, door merg en been gaande trio in e-klein, op. 67, opgedragen aan zijn vriend Ivan Sollertenski, die kort daarvoor was gestorven, pas 41 jaar oud. In de Jurriaanse Zaal klonk vanavond het eerste trio, dat Sjostakovitsj in de zomer van 1923 op de Krim schreef. Het was ook om andere redenen een belangrijk jaar: hij legde zijn pianotentamens af en begon aan zijn Eerste symfonie.
In tegenstelling tot het vaak nogal gure Sint-Petersburg was de zonovergoten Krim voor de met zijn gezondheid kwakkelende Sjostakovitsj (hij leed onder meer aan bloedarmoede), zoals voor zoveel Russen, de ideale pleisterplaats om zich zowel te verpozen als en passant aan te sterken. Dmitri Dmitriëvitsj kon er heerlijk en onbekommerd uitrusten en in gezelschap van zijn meegereisde zus allerlei uitstapjes in de fraaie natuur maken. Tot de liefde in zijn leven kwam. Zij schreef naar huis: ‘Hij is gegroeid, de zon heeft hem goed gedaan en hij is verliefd’. Inderdaad, Dmitri, net nog geen zeventien, was hals over kop smoorverliefd geraakt op de al even jonge en bevallige Tatjana Glivenko uit Moskou, de dochter een filoloog. Het bleek niet zomaar een vluchtige ontmoeting, want in de daaropvolgende negen jaar zou hij met haar verbonden blijven, al beperkte de relatie in de loop der tijd voornamelijk tot het schrijven van brieven over en weer. Zelfs nadat Tatjana in 1929 was getrouwd en een kind kreeg, bleven ze elkaar nog geruime tijd schrijven, totdat Sjostakovitsj het contact met haar verbrak.
Het gloedvolle Eerste pianotrio met een sterk romantische, zij het uiteraard Russische inslag, lijkt met één pennenstreek te zijn gecomponeerd, maar er is wel degelijk sprake van een hechte thematische structuur die wordt ingegeven door het bijna zinnelijke chromatische motief aan het begin van het stuk. Hoe hartstochtelijk en menigmaal zelfs verzengend het discours ook is, de componist houdt het muzikale hoofd koel en hij blijft heer en meester over de materie die, naarmate het stuk vordert, beduidend weerbarstiger wordt. In geen enkel ander werk heeft Sjostakovitsj de teugels van de romantiek zo onverschrokken laten vieren als in dit pianotrio dat de vrije liefde lijkt te bezingen en nog mijlenver verafstaat van wat nog in het verschiet ligt en zijn stempel zou gaan drukken op die andere kant van de componist, de toekomstige Held van de Sovjet-Unie, die zijn muziek verpakte in sardonische humor, met een mengsel van cynisme en diepe tragedie en met de uitgestoken middelvinger voortdurend angstvallig verborgen in de broekzak.
Zo onverschrokken, zo grenzeloos, zelfs zo onbezonnen moet het trio ook worden uitgevoerd en zo gebeurde het vanavond in de Jurriaanse Zaal van de Rotterdamse Doelen door Itamar Golan (piano), Janine Jansen (viool) en Torleif Thedéen. Vanaf de eerste inzet was er dat exquise samenspel, de technische brille en de afwisselend stormachtige en lyrische expressie waarmee dit t jeugdwerk met al zijn overrompelende affect werd neergezet. Dat de drie instrumentalisten nauwelijks een blik van verstandhouding wisselden of een inzet bij elkaar peilden zei iets over de innerlijke harmonie waarmee zij deze muziek gestalte gaven, zo op het oog volkomen los van elkaar, maar wel op het scherpst van de snede, een samenspel dat deze muziek zowel vleugels als nog eens extra reliëf gaf.
Het was de violist Gidon Kremer die vrij recent zijn enthousiasme voor de muziek van de Poolse componist Mieczyslaw Weinberg (of Moishei Vajnberg) (1919-1996) niet onder stoelen of banken stak en het belang daarvan niet hoog genoeg kon worden geschat. Een componist ook die nu eens eindelijk door de internationale muziekwereld was ontdekt! ‘Sjostakovitsj, collega, vriend en supporter, zou hierover bijzonder trots zijn geweest’, aldus Kremer, voor wie Weinbergs muziek een voortdurende bron van opwinding en inspiratie is. Kremers enthousiasme leek wat overdreven: hij was bepaald de eerste niet in zijn enthousiasme. Andere grote musici waren hem wat dat betreft al veel eerder voorgegaan en zich voor de muziek van Weinberg ingezet, waaronder de pianist Emil Gilels en de cellist Mstislav Rostropovitsj.
Mieczyslaw Weinberg of Moishei Vajnberg, we komen beide namen geregeld tegen, maar het kan eenvoudig worden verklaard. Van joodse origine vluchtte de in Warschau geboren componist in 1939 voor de opdoemende nazi-terreur en vestigde hij zich in de antisemitische Sovjet-Unie, waar het Duitse maar ook Jiddische ‘Weinberg’ geen naam was om mee te koop te lopen. Dus werd het Vajnberg. Hij en Sjostakovitsj wisselden elkaars werk uit en zonder bij dertien jaar oudere collega gestudeerd te hebben beschouwde Weinberg hem als zijn grote voorbeeld en mentor.
Zo bezien ligt niets meer voor de hand dan Weinberg en Sjostakovitsj in een en hetzelfde programma onder te brengen, hoewel in dit geval een niet geringe kloof gaapt tussen dat Eerste pianotrio van Sjostakovitsj en Weinbergs Pianotrio op. 24 uit 1945. Het contrast tussen Sjostakovitsj’ toch vooral door amor geïnspireerde zielenroerselen in de zomerszonnige De Krim en Weinbergs in klank gevatte reis door de nacht van oorlog en terreur had niet groter kunnen zijn. Als er al overeenkomsten zijn, dan zijn dat de spanningen die de beide componisten in hun werk hebben gelegd en die menigmaal tegen overspanning aan schuren. Zeker het Pianotrio van Weinberg is een uitgesproken jachtig werk dat het evenwicht tussen vorm en inhoud voortdurend lijkt te willen tarten, maar in ieder geval danig op de proef stelt, en met een gekweldheid die de lyriek naar de achtergrond dringt. De drie musici hebben dit ook haarfijn zo aangevoeld en uiterste zeggingskracht en spanning laten prevaleren boven een esthetisch klankideaal.
Itamar Golan las vóór hun vertolking van Weinberg een gedicht ter nagedachtenis aan zijn overleden vader voor. Aangrijpende poëzie die mij deed denken aan de donkere wereld van een Osip Mandelstam en Anna Achmatova, maar die – bedoeld of niet - naadloos bleek aan te sluiten bij het derde deel, Poem.
Na de pauze was het de beurt aan Brahms’ Eerste pianotrio op. 8, gecomponeerd in 1854 en uitgevoerd in de herziene versie van 1889. Zowel in het programmaboekje als in de toelichting stond het weer eens verkeerd: de hoofdtoonsoort is niet Bes-groot, maar B-groot, een verschil van dag bij nacht. Brahms had het manuscript van een wel heel speciale handtekening voorzien: Kreisler junior, daarmee verwijzende naar de bijzonder kleurrijke ‘Kapellmeister’ Johannes Kreisler, het alter ego van de in de romantiek wortelende schrijver E.T.A. Hoffmann. Niet alleen Brahms was erdoor gefascineerd, maar ook Schumann, die zijn pianowerk Kreisleriana aan dezelfde Kreisler opdroeg.
Het Pianotrio is een groots werk dat alle briljante, sonore en subtiele eigenschappen van het dankbare klassiek-romantische idioom in zich verenigt. In het openingsdeel, Allegro, worden de emoties tot grote hoogte opgestuwd en loopt de temperatuur zelfs naar het kookpunt, waarna het met groot raffinement geconcipieerde, lichtvoetige scherzo doet herinneren aan Mendelssohns net zo lichtvoetige Midzomernachtdroom. Het trio is een vertederend en fijnzinnig rustpunt te midden van al die lichtvoetige ritmiek. In het mijmerende, bijna plechtige Adagio lijkt Brahms in de dialogen tussen piano en strijkers het Andante con moto van Beethovens Vierde pianoconcert in gedachten te hebben gehad, als staat het deel keurig in B-groot en niet, zoals bij Beethoven, in e-klein. De finale met zijn jeugdig, bijna aan overmoed grenzende elan biedt alle ruimte voor instrumentale schittering en grote virtuositeit. Janine Jansen, Torleif Thedéen en Itamar Golan herschiepen het meesterwerk in zijn volle kleurenrijkdom, met flitsende dialogen en een ongekende dynamische spankracht. Dit trio, en dan ook nog een gelegenheidsensemble, dat zo tot in de kleinste details op elkaar is ingespeeld. zo los van de technische materie staat en juist daardoor zo diep deze partituren weet te doorgronden toont wereldklasse. Het publiek luisterde er bijna ademloos naar, zonder een enkel kuchje, terwijl het tijdens de pauze in de wandelgangen ditmaal even duurde voordat het geroezemoes op gang kwam, zo was men in de ban geraakt van musici en programma.
|