Maandag presenteerde het Fonds Podiumkunsten (klik hier) evenals eerder de Raad voor Cultuur (klik hier) het pakket toekenningen en afwijzingen van de subsidies voor de periode 2021-2024.
Ivoren toren
Het lijkt voorshands op een pakket dat is samengesteld door twee beoordelingsraden in een ivoren toren, want het coronavirus heeft de cultuursector ongenadig hard getroffen en talloze theatergezelschappen, ensembles, bands, festivals, musea, producenten en zzp'ers staan momenteel financieel op omvallen. "Subsidieverlening op de Titanic," zo kenschetste PvdA-leider Lodewijk Asscher het beoordelingspakket. "Als er een niet veel duidelijker perspectief voor de culturele sector komt, weet je oprecht niet wat de betekenis is van deze subsidieverdeling," aldus Asscher.
Hopeloos tekortschietend
Wat te midden van de niet aflatende coronacrisis al geruime tijd ontbreekt is een duidelijk omlijnd kunstenplan voor de langere termijn, een omissie die nog wordt verergerd door de op alle fronten hopeloos tekortschietende communicatie door minister Ingrid van Engelshoven (OCW, D66). Niet alleen communiceert ze slecht, maar ze toont ook een schrikbarend tekort aan visie, terwijl ze binnen de kabinetsgelederen er maar niet in slaagt een vuist te maken ten behoeve van de cultuursector. Zoveel daarvan is intussen wel uitgelekt. Daarmee is ze op afstand een van de slechtste ministers - en niet alleen op het gebied van de cultuur - die ons land ooit heeft gekend. Zeker in crisistijd is er behoefte aan sterke karakters met een vooruitziende blik die met gedegen plannen komen, ze ook weten te realiseren, desnoods door roeien en ruiten gaan en aldus de marsroute richting heden en toekomst bepalen. Maar niet Van Engelshoven, blijkbaar omdat men tijdens de samenstelling van het nieuwe kabinet Rutte geen betere kandidaat in portefeuille had. Terwijl je juist in crisistijden de ware bestuurder herkent.
Theoretisch gezwets
Het werd tijdens een van die fameuze persconferenties van het duo Rutte-De Jonge met verve aangekondigd: kunst kon, maar alleen met 1.5 meter afstand, op het podium en in de zaal. Het was als opsteker bedoeld, maar het was natuurlijk niet meer dan theoretisch gezwets. Er is vrijwel geen zaal te vinden die met een dergelijke afgedwongen beperking een rendabele exploitatie kan realiseren. Al zijn in de media altijd wel positivo's te vinden die aan deze dramatische toestand nog een roze draai weten te geven (ik noem in dit verband slechts de directrice van het Amsterdamse Carré), maar die afstandsbeperking is budgettair fnuikend, want de meeste zalen kunnen onder het onontkoombare juk van de anderhalve-meter-samenleving met hoogstens nog maar een kwart worden gevuld. Dat valt met geen mogelijkheid rendabel te maken. De voorlopige balans van de zich in de staat van kommer en kwel bevindende sector tot nu toe: rond de 2.5 miljard euro aan gederfde inkomsten. Het is keurig uitgerekend ten behoeve van de beleidsmakers op het ministerie van OCW. De rekenmeesters hebben hun werk goed gedaan, er valt geen speld tussen te krijgen.
Eerste steunpakket
In april presenteerde Van Engelshoven een voorlopig steunpakket van 300 miljoen, naar haar zeggen bedoeld als eerste tranche om vooralsnog de ergste nood te lenigen. De vervolgens in juni door de linkse partijen in de Tweede Kamer ingediende motie om dit pakket verder uit te breiden met 700 miljoen haalde het niet en dus bleef het bij die oorspronkelijk toegezegde 300 miljoen. De overige fracties lieten zich blijkbaar in slaap sussen door de verwijzing van Van Engelshoven naar de in het leven geroepen NOW- en TOZO-regelingen.
Zonder geld geen toekomst
Waarop steunen in het algemeen de culturele instellingen financieel? Op de landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden, fondsen, private en bedrijfssponsoren en - inmiddels vrijwel geheel weggevallen - inkomsten uit kaartverkoop, advertenties en aanpalende activiteiten. Zoveel is duidelijk: voor de cultuursector als geheel is er geen toekomst indien belangrijke onderdelen van de geldstroom niet meer beschikbaar zijn.
Met een been in het graf
Aldus dreigt een messcherpe scheidslijn tussen die instellingen die wel subsidie ontvangen of anderszins nog een redelijk sluitende begroting weten te realiseren en zij die nu of straks niet meer overeind kunnen blijven. Instellingen die zich vandaag enthousiast tonen over de binnengehaalde subsidies moeten zich goed realiseren dat zij deel uitmaken van een sector die feitelijk als entiteit al met een been in het graf staat. Dat het geen pas geeft om instellingen (waarvan een deel verschillende cultuurstromingen onderhoudt of nieuw ontwikkelt) af te schrijven door hen subsidie te onthouden.
Een messcherpe scheidslijn die zich overigens dan tevens voltrekt tussen de verschillende regio's in ons land, want in zijn oneindige wijsheid heeft het Fonds Podiumkunsten maar liefst 80% van het beschikbare budget toegekend aan in de Randstad zetelende instellingen, waardoor er voor de overige regio's slechts 20% overbleef. Het Fonds meende dit te kunnen rechtvaardigen door de onhoudbare stelling dat de randstedelijke activiteiten zich merendeels ook uitstrekken tot de andere regio's.
Verdienmodel
De gevolgen van de coronacrisis kerven nog eens extra in omdat de sector al vóór de uitbraak van de pandemie er ronduit beroerd voor stond. De oorzaak: de volstrekt idiote maar springlevende en enthousiast in en buiten de Tweede Kamer verdedigde gedachte van het eerste kabinet-Rutte dat niet de subsidie maar het ondernemerschap (of anders gezegd het verdienmodel) de doorslaggevende factor moest zijn om het voortbestaan van een culturele instelling te rechtvaardigen. Het werd daarmee tevens het weinig verheffende uitgangspunt voor zowel de Raad voor Cultuur als het Fonds Podiumkunsten. Ze zijn in het politieke domein zo ongeveer onafscheidelijk, de beleidsadviseurs en de uitvoerders
Troostprijs
Er kwam alsnog een troostprijs, uitgereikt door het derde kabinet Rutte, dat bereid bleek om jaarlijks 200 miljoen euro van de ingestelde bezuinigingen alsnog ongedaan te maken, al bleek het in de praktijk niet meer dan een druppel op de gloeiende plaat.
Hard afgestraft
Om het nog wranger te maken: die instellingen die keurig aan de leiband van de overheidsdoelstelling gingen lopen, meer eigen inkomsten wisten te genereren en daardoor minder subsidie nodig hadden, werden door OCW juist hard afgestraft: aan hen ging de reeds genoemde 300 miljoen aan noodpakket voorbij, want dat werd gereserveerd voor instellingen die juist wel van de subsidieregelingen gebruik maakten. Die afstraffing moest wel hard aankomen, want andere inkomsten waren er immers niet of nauwelijks. Wie in de pas van de overheid liep werd aldus niet beloond.
Lobby
Dat deze minister van zo weinig visie getuigt bleek nog eens uitdrukkelijk in juni, toen zij na veel gelobby alsnog extra subsidie inruimde voor het Scapino-ballet en het popfestival Eurosonic Noorderslag (beiden hadden hun bij de Raad voor Cultuur ingediende subsidieaanvraag niet gehonoreerd gezien en beklommen vervolgens de mediabarricaden; en met succes). Als de Tweede Kamer het wilde? Ja, dan wilde Van Engelshoven wel. Echter niet alleen Van Engelshoven maar ook de Tweede Kamer mag zich enigszins schamen: fracties dienen zich niet met de verdeling van de subsidies te bemoeien, maar uitsluitend met de gelden die voor het subsidiepakket als geheel ter beschikking worden gesteld.
Verdeling
Na de Raad voor Cultuur kwam dus onlangs ook het Fonds Podiumkunsten met de winnaars en verliezers. Eerst even het verschil tussen beide instellingen: de Raad voor Cultuur adviseert de minister op grond van de zogenaamde BIS, de Basisinfrastructuur, het rijksfonds dat op grond van de huidige stand van zaken jaarlijks 200 miljoen te verdelen heeft ten behoeve van de grote symfonieorkesten, de grote operahuizen en de grote theaters. Je zou ook kunnen zeggen dat de BIS een vorm van financiële basisgarantie is voor uitsluitend de in ons cultuurlandschap verankerde, als gerenommeerd beschouwde instellingen. Het Fonds Podiumkunsten daarentegen is in het leven geroepen om als subsidiegever de kleinere gezelschappen, ensembles, theaters, festivals en experimentele of geheel nieuwe kunstuitingen te ondersteunen.
Wel of niet snoepen uit de pot
Hét grote probleem dat met de subsidieverlening samenhangt is tweeërlei: hoeveel geld er uiteindelijk te verdelen valt en wie als gevolg van de aangelegde criteria (vaak van een mistig of nog erger gehalte) wel en wie niet in de komende vier jaar uit de pot mag snoepen. Een probleem overigens dat al zo oud is als de beide subsidie-instellingen bestaan.
Circus
Voor de komende vier jaar had het Fonds aanzienlijk minder te besteden omdat 8,5 miljoen moest worden overgeheveld naar de BIS. Waar nog bijkomt dat voor de komende vier jaar (2021-2024) maar liefst 202 instellingen een beroep deden op het Fonds, goed voor in totaal zo'n 40 miljoen aan subsidieaanvragen. Maar zoveel geld heeft het Fonds bij lange na niet in kas. En dus herhaalde zich weer het bekende circus van de vele positieve beoordelingen, ditmaal zelfs in de overtreffende trap, die echter niet leidden tot de toekenning van de gevraagde subsidie. Het is een bekend fenomeen: eerst wordt de loftrompet gestoken over ditmaal 149 van de 202 aanvragers en vervolgens is er de koude douche voor 53 van hen: ze ontvangen niets. Wat overigens niet wil zeggen dat die 149 'gelukkigen' het door hen aangevraagde bedrag ontvangen: dat geldt slechts voor 78 van hen, de rest moet het met minder doen. Zo wordt de pot voor de komende vier jaar dus weer verdeeld. Het maandag door het Fonds gepubliceerde overzichtgeeft een getrouw beeld van de gelukkigen en ongelukkigen, zoals dat ook geldt voor dat van de Raad voor Cultuur. Ze geven beide een representatief beeld van de overheidssubsidies ten behoeve van de cultuursector in de komende vier jaar.
Voortdurende onttakeling
Niet alleen de wissel die het coronavirus op de toekomst van een groot aantal instellingen heeft getrokken maar ook het krappe subsidiebeleid lijkt de weg vrij te hebben gemaakt naar de voortzetting van de kaalslag die door staatssecretaris Halbe Zijlstra (OCW, VVD) tijdens de kredietcrisis werd doorgevoerd en waarvan de puinhopen die hij als gevolg daarvan in 2012 achterliet nog steeds voor iedereen zicht- of merkbaar zijn. Want we kunnen er niet omheen: de door de rijksoverheid veel te beperkte beschikbaarstelling van de financiële middelen ten behoeve van de cultuursector is naast de coronacrisis de belangrijkste oorzaak van die nog steeds voortdurende onttakeling. Er lijkt echter geen kruid tegen gewassen te zijn: anders dan de boeren heeft de cultuursector niet de behoefte of mogelijkheden om publiekelijk van het grote ongenoegen blijk te geven. Musici beschikken bovendien niet over tractoren, graafmachines en hooiwagens.
Rode draad
Dat er ditmaal wel aanmerkelijk meer geld is uitgetrokken voor de muziekfestivals is sowieso tekenend voor de inmiddels in gang gezette beleidswijziging onder het dak van zowel de Raad voor Cultuur als het Fonds Podiumkunsten. Het reeds aangehaalde Eurosonic Noorderslag popfestival kreeg het zelfs voor elkaar om opgenomen te worden in de BIS, waardoor het geen beroep hoeft te doen op het Fonds. Zo kan het Fonds dat met de ruim 6 miljoen die daarvoor beschikbaar is een groot aantal andere festivals in de komende vier jaar ondersteunen, regionaal opgedeeld in noord, midden, oost, west en zuid. In totaal dienden 58 producenten, waaronder een aantal opvallende nieuwkomers, een subsidieaanvraag in, waarvan het merendeel werd gehonoreerd. De rode draad: "interdisciplinariteit en maatschappelijk engagement," aldus Fonds-directrice Henriëtte Post. Ze draagt makers die zich laten inspireren door wat er om hen heen gebeurt een warmer hart toe dan de kunstvorm zelf. Geen wonder dus dat het thema 'racisme' - het zijn haar woorden - [.] nu tot daadwerkelijk momentum voor een fundamentele 'reset' heeft geleid. Waarmee het Fonds tevens beantwoordt aan "een luide roep (uit de samenleving, AvdW) om een cultuursector die de veelkleurige samenstelling van de bevolking beter weerspiegelt."
Schuivende panelen
Het is duidelijk: de panelen zijn duidelijk aan het schuiven geraakt, wel of niet geïnitieerd door modieuze tendensen, al zal menigeen zich misschien afvragen hoe daaruit een consistent cultuurbeleid kan worden ontwikkeld dat zich qua horizon verder uitstrekt dan een tijdspanne van slechts vier jaar. Niet dat er echt iets nieuws onder de zon is: we zien het ook bij zoveel politici die niet verder (kunnen of willen) kijken dan tot de volgende verkiezingen.
ZZP'ers
Maar misschien is uiteindelijk wel het grootste probleem weggelegd voor de 160.000 zzp'ers die in de cultuursector werkzaam zijn, waarvan het merendeel een aantal jaren terug onvrijwillig uit bestaande arbeidscontracten werd gewipt en alleen nog verder kon als zpp'er. Deze groep maakt maar liefst 60% uit van het totale personeelsbestand in de sector. Hun toekomst is door de pandemie nog onzekerder geworden dan van degenen die (nog) wel over een vast contract beschikken en doorgaans gewoon worden doorbetaald (zoals de leden van de verschillende orkesten en gezelschappen die onder de BIS-regeling vallen). Ook in dit opzicht doet zich een messcherpe scheidslijn voor, die tussen de 'haves' en de 'have nots'. Doordat een groot aantal zzp'ers is teruggeworpen op de meest karige bijstandsregeling die maar te bedenken valt en van een vaccin tegen het coronavirus voorlopig nog geen sprake is (als het er al komt), neemt de roep om omscholing toe. Waarna alweer de volgende vraag opdoemt: omscholen tot wat? We hebben het hier wel over musici die na een lange en dure opleiding feitelijk niets anders kunnen én willen dan dat: musiceren; en meestal ook nog op hoog niveau. Omscholen tot loodgieter, bakker, metselaar, koffiebrander, distillateur, ober, buschauffeur, advocaat, administrateur, elektrotechnicus, computerreparateur-aan-huis? Ziet u het al voor u, in een arbeidsmarkt die bovendien eerder tendeert naar verdringing dan naar expansie?
Behoudens...
En stel dat omscholing alsnog lukt? De sector zelf heeft er niets door gewonnen, alleen maar door verloren. Dan mogen we onze wonden likken, want wat verloren is gegaan komt voorlopig of niet meer terug. Behoudens dan al die adviesraden binnen lands-, gemeente- en provinciale grenzen: de bureaucratie overwint immers alles en iedereen. Tot in lengte van dagen.