De componist en muziekcriticus Erik Voermans schreef in Het Parool van 10 juli jl. dat de aan het conservatorium opgeleide, uitvoerende musicus van zijn beroep niet eens behoorlijk kan leven. Er is in de afgelopen tijd over dit onderwerp veelvuldig en uitvoerig bericht (met name door de hoboïste Dorine Schoon en ook op onze site). Maar de componist, de bedenker van al dat moois dat wordt uitgevoerd, komt er financieel niet helaas niet beter vanaf.
 |
"Voor jou tien anderen"
Voor de spreekwoordelijke appel en het ei op het podium zitten, lunchconcerten geven zonder er ook maar een cent voor te ontvangen, het is een stuitend fenomeen waarvoor geen enkele sluitende regelgeving in het leven is geroepen en waarbij het inkomen vooral lijkt te worden bepaald door vraag en aanbod. Wie niet mee wil in de armoe en een redelijke vergoeding eist krijgt algauw het "voor jou tien anderen" toegebeten. In de klassieke-muzieksector, in de jazz en in de geïmproviseerde muziek: het beeld is overal hetzelfde. Het beeld van veel eisen maar weinig bieden. De enige hoop die de musici nu (nog) hebben is dat dankzij enige moedige voorvechters voor het redelijk belonen van uitvoerende musici het tij in Den Haag en elders alsnog zal worden gekeerd. Dat de aalmoes plaats maakt voor een redelijke vergoeding, te bepalen door zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers, bij voorkeur binnen wettelijk aangegeven kaders.
Componisten: net zo'n droefgeestig beeld
Maar hoe staat het met de vaderlandse componisten? Zonder componist immers geen (nieuwe) muziek. Het beeld is niet minder droefgeestig, al wordt dat misschien enigszins vertroebeld door het handjevol componisten dat uitermate succesvol is en die daardoor wel een goed belegde boterham hebben; of van hun werk althans kunnen léven. Ik denk, om me tot de 'serieuze' muziek te beperken, in eerste instantie aan componisten als Louis Andriessen, Michel van der Aa, Jacob Ter Veldhuis en Willem Jeths. Maar onder het maaiveld bevindt zich die andere categorie componisten die als zelfstandige met geen mogelijkheid het financiële hoofd boven water kan houden.
Het laatste onderzoek dienaanaande dateert weliswaar van 2017, maar dat maakt het cijfer niet minder alarmerend: slechts 7% van de bij Nieuw Geneco (Genootschap van Nederlandse Componisten) aangesloten toondichters kan van de door hen gecomponeerde muziek rondkomen. Meer dan 40% kan het niet stellen zonder werkende partner en dit ondanks nevenbanen en uitvoeringen van hun werk op de grote vaderlandse concertpodia. Dan is er nog 8% dat componeert zonder daarvoor zelfs ook maar enige betaling te ontvangen. Het is een ronduit ontmoedigend beeld.
De tussenpersonen varen er wel bij
Hoe zit dat? Voermans legt de vinger op de zere plek: orkest, solist, dirigent, musicus in vaste dienst, manager, uitgever, kopiist, verhuurder van de orkestpartijen, koffieschenker, zaalwachter, zij verdienen wel degelijk aan de muziek die door de componist is bedacht. Zij die de muziek hebben bedacht zorgen binnen de keten wel voor werk en inkomen, maar zelf mogen ze op een houtje bijten. De vergelijking tussen de boer, de tussenhandel en de supermarkt schoot me te binnen: de boer die aardappelen rooit, maar daar vrijwel geen rooie cent voor ontvangt en de tussenhandel en supermarkt die met de winst gaat strijken.
Buiten schot
Is er een oplossing in zicht? Mogelijk wel - ik zeg het met enige reserve - voor de uitvoerende musici (minister Van Engelshoven en haar ambtenaren lijken nu dan toch te zijn wakker geschrokken, althans afgaande op het cultuurbeleid dat in de komende jaren lijkt te worden ingezet), maar niet voor de componisten. Ze zijn buiten schot gebleven en moeten blijkbaar zelf maar zien hoe ze het rooien. De sleutelwoorden zijn 'fair play' en 'fair practice', maar of daarvan in de praktijk straks echt iets terecht zal komen? Er zal in ieder geval toch extra geld naar de makers moeten vloeien. Er is in de Tweede Kamer over gedebatteerd, maar nu het resultaat nog. Om ook de toondichters financieel tegemoet te komen is - zo is de voorlopige schatting - minstens een bedrag van 25 miljoen nodig. Het lijkt een schijntje op een begroting met een overschot van zo'n slordige 11 miljard.
Te weinig uitvoeringen
Terecht stelt Voermans dat daarmee het probleem zeker niet zal zijn opgelost. Immers, de vaderlandse, door het rijk gefinancierde orkesten voeren jaarlijks niet meer dan 5% van de auteursrechtelijk vastgelegde werken van Nederlandse componisten uit. En daarvan is ruim de helft al overleden! Er moet dus meer moderne en eigentijdse Nederlandse muziek door de daarvoor geëquipeerde Nederlandse orkesten worden uitgevoerd. In het verlengde daarvan ook meer live gespeelde en minder ingeblikte muziek op podium, radio en tv. Daar varen zowel de componisten als de uitvoerende musici wel bij.
Auteursrecht
Wat voor invloed heeft het beschermende auteursrecht op de inkomsten van componisten? Het lijkt een moeilijke kwestie. Om de daaronder vallende muziek voor (amateur)koren, ensembles en HaFaBra (harmonie, fanfare, brassband) financieel behapbaar te houden gelden voor hen lagere tarieven, waardoor de componisten minder inkomsten hebben. Omgekeerd, als die tarieven worden verhoogd worden de partituren veel minder of in het geheel niet afgenomen, waardoor de componisten nog meer inkomsten mislopen. De Nederlandse componist Jacob Ter Veldhuis vindt het logisch dat 'sociaal-culturele tarieven' worden berekend, maar dat mag niet ten koste gaat van de componist. Hij zegt er echter niet bij wat dan daarvoor de oplossing is. Subsidie? Trouwens: muziek die (heel) goed ligt, wordt vaker gespeeld. Voorbeelden daarvan zijn Jacob de Haan en Johan de Meij (de laatste mag zich zelfs schatrijk noemen, dankzij het wereldsucces van zijn Eerste symfonie: 'In de ban van de Ring', gecomponeerd in 1988). Wiens muziek veel wordt gespeeld zit er bijgevolg dus warmpjes bij.
Velen geroepen?
Niemand zal tegenspreken dat componeren een echt vak is dat wel degelijk geleerd moet worden. Dat doe je echt niet op een regenachtige zondagmiddag. Zoals een orkestlid ook bergen moet verzetten alvorens zijn instrument voldoende te kunnen beheersen. Opleidingen zijn echter niet gratis (verre van zelfs), maar hoe vervelend is het niet dat al die zpp'ers (ik heb het niet over musici in vaste dienst) veel te weinig inkomsten kunnen genereren terwijl dit niet aan hen ligt. Het ligt aan de zo op het oog gezichtloze 'markt' die wordt geregisseerd door orkestbazen en allerhande tussenpersonen. Dat geldt dus ook voor de componisten. Het is altijd weer de vraag hoeveel de andere partij voor een compositie over heeft, hoeveel hoeveel geld daarvoor beschikbaar kan worden gesteld. Binnen dat raamwerk kan worden onderhandeld en is het vooral maar te hopen dat beide partijen, opdrachtgever en opdrachtnemer, met het uiteindelijke resultaat tevreden zijn. Uit de cijfers blijkt echter het tegendeel. Alleen de 'top' komt goed weg. Voor de overigen geldt het op-een-houtje-bijten.
Schraalhans.
Dat is het dus: in Nederland Muziekland is schraalhans keukenmeester. We hebben als gemeenschap blijkbaar te weinig over voor onze musici en onze componisten. We eisen wel veel, maar bieden weinig. Dat past misschien ook wel bij ons cultuurpatroon of anders wel bij onze calvinistische aard. Het zegt toch wel iets dat In Duitsland de musici - al klagen ook zij - over de gehele linie beter worden betaald en dat in Italië de componisten zelfs echt geld naar hun waar krijgen. Men mag zich daarom met recht de vraag stellen of welke aanstormende cultuurnota ook voldoende aanknopingspunten biedt om opdrachtgevers te dwingen tot een redelijke beloning van zowel uitvoerende musici als componisten. De slechte honorering zit al jarenlang zo diep ingesleten dat ik er een hard hoofd in heb.